Vrouw-manverschillen bij kanker

Vrouw-manverschillen bij kanker: een eerste verkenning

Het begin is er: onderzoek naar man-vrouwverschillen in de oncologie

Aanknopingspunten voor betere preventie, betere uitkomsten en hogere kwaliteit van leven

KNL heeft eind november de resultaten gepubliceerd van een eerste verkenning naar vrouw-manverschillen bij kanker in Nederland. Het rapport, getiteld 'Vrouw-manverschillen bij kanker', belicht diverse aspecten zoals diagnose, behandeling, overleving en kwaliteit van leven bij vrouwelijke en mannelijke kankerpatiënten.

De oncologie levert veel gepersonaliseerde zorg, maar gender- en geslachtsververschillen worden hierin nog nauwelijks meegenomen, vindt het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Hun recentelijk uitgebrachte rapport ‘Vrouw-manverschillen bij kanker’ wil hier verandering in brengen. Oncoloog Ellen Kapiteijn (LUMC), zelf niet betrokken bij het onderzoek, vindt het een ‘mooie eerste aanzet, maar er moet nog veel worden uitgezocht’.

Volgens het IKNL kunnen er zowel door biologische factoren – zoals hormoonwerking en immuunsysteem – als door socioculturele (ofwel gender)factoren – zoals hulpzoekgedrag, rolpatronen en besluitvorming bij behandelkeuzes – verschillen optreden tussen mannen en vrouwen op het gebied van kanker. Het IKNL-rapport analyseert op vier onderdelen de verschillen en overeenkomsten tussen de twee geslachten: de incidentie van de verschillende kankersoorten, de behandeling, de overleving, en de kwaliteit van leven. De onderzoekers maakten daarbij voornamelijk gebruik van de database van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), die vrijwel alle met kanker gediagnosticeerde patiënten in Nederland omvat. Met het rapport hoopt het IKNL een begin te maken met het verbeteren van het inzicht in de verschillen en onderliggende mechanismen, en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van gepersonaliseerde zorg en preventie.

Later gediagnosticeerd

Een belangrijke conclusie in het rapport is dat blaaskanker bij vrouwen later wordt gediagnosticeerd dan bij mannen: 25 procent van de vrouwen heeft stadium-III- of -IV-blaaskanker ten opzichte van 14 procent van de mannen. Oncoloog Kapiteijn vindt dat niet verrassend: ‘Dit gevoel hadden we als artsen al, maar nu is dit met grote patiëntenaantallen ook echt aangetoond.’ Ook de mogelijke verklaring van het IKNL, met verwijzing naar eerder internationaal wetenschappelijk onderzoek, vindt Kapteijn plausibel – hematurie, irritatie bij het plassen en vaker moeten plassen, wordt bij vrouwen vaker geduid als urineweginfectie en niet als blaaskanker. ‘Het is belangrijk dat artsen die in het diagnostische voortraject zitten, zich hiervan bewust zijn, zodat zij vrouwen met deze aanhoudende alarmsymptomen sneller insturen.’ Daarentegen blijkt uit het IKNL-onderzoek dat melanomen bij vrouwen juist vaker in een gunstiger stadium gediagnosticeerd worden dan bij mannen: 71 procent van de vrouwen heeft een stadium-I-melanoom ten opzichte van 63 procent van de mannen.

Kapiteijn deed zelf onderzoek naar de sekseverschillen bij systemische behandeling van gevorderd melanoom met de data van de Dutch Melanoma Treatment Registry, en herkent dit uit haar eigen onderzoek en in de praktijk. ‘Mannen hebben vaker een melanoom op de rug, wat minder vaak opvalt, waardoor zij bij presentatie vaak al dikkere melanomen hebben, en daarmee een ongunstigere prognose.’ De vijfjaarsoverleving bij melanoom is bij vrouwen ook hoger, schrijven de IKNL-onderzoekers: 94 procent, ten opzichte van 90 procent bij mannen. Het IKNL doet in het kader van deze bevindingen de aanbeveling te overwegen preventiecampagnes specifiek te richten op (groepen) vrouwen of mannen. Wat Kapiteijn betreft is een onderscheid maken in campagnes voor vrouwen en mannen niet nodig, het is beter om bepaald risicogedrag voor beide groepen te benadrukken. Overigens concludeert het IKNL ook dat voor de meeste kankersoorten geen of een minimaal verschil is in het stadium waarin de kanker wordt ontdekt tussen vrouwen en mannen.

Kwaliteit van leven

Een andere bevinding is dat vrouwen minder vaak systemische therapie (chemotherapie, chemoradiatie, doelgerichte therapie en immunotherapie) krijgen, en minder vaak tumorgerichte behandeling. Zo staat in het IKNL-rapport dat meer mannen dan vrouwen met stadium-IIIA-melanoom en de hogere stadia een systemische behandeling ondergaan – 68 procent van de mannen en 62 procent van de vrouwen. En vrouwen met een adenocarcinoom van de maag hebben een lagere kans op systemische behandeling dan mannen – 34 procent van de vrouwen ten opzichte van 39 procent van de mannen.

Met name op oudere leeftijd krijgen vrouwen minder vaak een systemische behandeling. Uit haar praktijkervaring herkent oncoloog Kapiteijn deze bevinding niet. ‘De meeste mensen willen juist meestal de standaardbehandeling voor hun vorm van kanker. Wel heb ik de indruk dat mannen vaker meedoen aan experimentele behandelingen in studieverband, terwijl vrouwen bij die keuze misschien vaker betrekken wat voor impact de extra reistijd en eventuele bijwerkingen hebben op hun kwaliteit van leven.’

Sociaal-economische status

Ze vindt dat dit rapport dan ook een mooie start is om dit in onderzoeksverband beter te gaan uitzoeken. ‘Daarbij zullen dan ook andere factoren moeten worden meegenomen dan puur en alleen het verschil in geslacht. Factoren zoals de sociaal-economische status, de gezinssituatie en het steunnetwerk of comorbiditeiten bijvoorbeeld. Die kunnen namelijk ook bepalen of iemand voor een behandeling kiest, of niet.
Verder lezen Medisch Contact>>



Belangrijke bevindingen en aanbevelingen uit het onderzoek zijn als volgt:

1. Diagnose-verschillen:

  • Mannen krijgen nog steeds vaker bepaalde kankersoorten, waaronder Kaposisarcoom, slokdarmkanker, mesothelioom en blaaskanker.
  • Uitzonderingen zijn gevallen zoals blaaskanker, waarbij vrouwen vaker in een gevorderd stadium worden gediagnosticeerd, en schildklierkanker, waarbij mannen vaker in een gevorderd stadium worden gediagnosticeerd.

2. Behandeling:

  • Behandelverschillen tussen vrouwen en mannen worden deels verklaard door factoren zoals ziektestadium, leeftijd en comorbiditeit.
  • Vrouwen krijgen minder vaak systemische therapie (op het hele lichaam werkende behandelingen) dan mannen, met name bij melanoom en dikkedarmkanker.
  • Opvallend is dat mannen intensievere behandelingen ondergaan, mogelijk ingegeven door de behoefte om actief met de behandeling om te gaan.

3. Overleving:

  • Overlevingskansen variëren tussen vrouwen en mannen, waarbij vrouwen over het algemeen betere overlevingsresultaten laten zien.
  • Uitzonderingen zijn onder andere blaaskanker, waarbij mannen een betere overleving hebben dan vrouwen.

4. Kwaliteit van Leven:

  • Mannen met specifieke kankersoorten, zoals dikkedarm- en endeldarmkanker, lymfomen, basaalcelcarcinomen of plaveiselcelcarcinomen, ervaren een betere kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling dan vrouwen met vergelijkbare diagnoses.
  • Er wordt benadrukt dat ondanks betere scores op functioneren, de impact van kanker op mannen groter lijkt te zijn vergeleken met de gezonde bevolking.

5. Aanknopingspunten voor verbetering:

  • Het rapport benadrukt de noodzaak van aandacht voor sekse-verschillen in de oncologie.
  • Oproep aan onderzoekers, onderwijsinstellingen, zorgprofessionals en beleidsmakers om meer aandacht te besteden aan dit onderwerp.
  • Gelijke toegang tot gezondheidszorg is essentieel, en gezien de vrouw-manverschillen kan een gedifferentieerde aanpak noodzakelijk zijn om gelijke gezondheidsuitkomsten te bereiken.
  • IKNL roept op tot verdere samenwerking en onderzoek om de vrouw-manverschillen in kanker beter te begrijpen en de zorg voor kankerpatiënten te verbeteren.

Verder lezen IKNL>>